Datum: 31 juli 2018
Categorie: Afscheid
Dit voorjaar mocht ik een uitvaart leiden met een grote groep mensen met een verstandelijke beperking. De melding kwam binnen via een collega, die mij altijd belt bij complexe zaken. Angelique was een vrouw van eind veertig. Ze had een verstandelijke beperking en woonde in een eigen flat met begeleiding. Elke dag ging ze met plezier naar haar werk. Ze was gek op paarden. In de vakantie hielp ze bij de manege. Ze had weinig vrienden, omdat ze het niet fijn vond dat mensen haar vaak meteen beoordeelden op haar beperking. Maar de vrienden die ze wel had, waren voor het leven.
Moeder belde haar dochter dagelijks, maar op een dag werd er niet opgenomen. Het voelde niet goed, ze reed meteen naar Utrecht. Daar vond ze haar dochter. Ze was al een paar uur dood, haar lichaam was blauw-rood geworden. Moeder zei: ‘haal mijn dochter maar op, maar ik hoef haar niet meer te zien. De kist mag meteen dicht.’ Dat leek mij geen goed idee. Want als jij je kind zo naar gevonden hebt, blijft dat beeld op je netvlies staan.
Ik heb Angelique opgehaald, gewassen en gekleed. Haar gezicht heb ik gemasseerd en gekoeld met koude washandjes. Zo werd de bloedstolling minder, en zag ze er veel natuurlijker uit. Ik belde moeder: het is echt de moeite waard om te komen kijken. Ze stond meteen op de stoep. ‘Oh wat mooi,’ zei ze, ‘wat is dit fijn om te zien.’
Mijn taak was om een goede verbinding te leggen, tussen de familie, en alle gasten met een beperking.
De uitvaart was heel bijzonder. Al haar vrienden en bekenden waren er. De meesten hadden ook een verstandelijke beperking, en kwamen met hun begeleiders. Mijn taak was om een goede verbinding te leggen, tussen de familie, die op hun eigen manier afscheid moet kunnen nemen, en de gasten met een beperking. Deze mensen voelen hetzelfde. Pijn is pijn. Maar ze uiten zich anders. Vaak wat heftiger. Soms blokkeren ze juist. Ze hebben hun emoties niet altijd in de hand. Ook als ze wenselijk gedrag vertonen, betekent dat niet dat ze alles begrijpen wat er wordt gezegd. Ik probeer me te verplaatsen in wat zij voelen en beleven. Tegen moeder had ik gezegd: ik kies eenvoudige woorden, en praat rustig, zodat haar vrienden de uitvaart goed kunnen volgen. Na elke zin wacht ik even, en kijk of het verhaal beklijft.
De mensen met een beperking had ik een plek vooraan gegeven, dat zij alles goed konden zien, en ik het direct zou kunnen opvangen als er onrust zou ontstaan. Een uitvaart is spannend als je een verstandelijke beperking hebt. Want je bent in een andere omgeving, en je moet lang stil zitten. De moeder en de zus hielden een toespraak. Tussendoor hield ik telkens een kort praatje. Ik zei: we zouden allemaal wel kunnen huilen, omdat Angelique dood is. Maar we zouden ook blij kunnen zijn dat Angelique nog zo lang met ons samen is geweest. Ik zag iedereen ja knikken.
Na afloop zei moeder: ‘wat was dat mooi, hoe iedereen erbij betrokken werd.’
Ik sloot de dienst af met een eenvoudig gedicht. Ik zei: Angelique, wij hopen met zijn allen dat je ergens bent waar het mooi is. Waar de vogels fluiten en heel veel paarden staan in de wei. Dat waren ze allemaal met mij eens. Het was voor iedereen een ontspannen dienst. Na afloop zei moeder: ‘wat was dat indrukwekkend. Ik vond het mooi, hoe iedereen erbij betrokken werd.’
Iedereen had een roos meegenomen. Er was ook een blinde mevrouw. Het was haar beste vriendin, met wie ze altijd op vakantie ging. Ik pakte de roos van haar aan, en stak die in het handvat van de kist. Na afloop ben ik naar haar toe gegaan in de koffiekamer. Ik zei: ik heb uw roos op de kist gelegd, en die is mee gecremeerd. Zo bent u altijd bij haar. Ze riep enthousiast tegen de begeleidster: ‘ja, zo ben ik altijd bij haar, toch nog een beetje samen op vakantie!’ Het was aandoenlijk, het raakte mij ook. Op zo’n moment voel ik: ik heb het mooiste vak van de wereld.